Skoda Fabia: Front Assist
Inleiding voor het onderwerp
Front Assist (hierna systeem) waarschuwt voor het gevaar van een aanrijding met een wagen of met een ander zich voor de wagen bevindend obstakel en probeert zo nodig door een automatische remingreep een aanrijding te voorkomen resp. de gevolgen ervan te minimaliseren.
Het gedeelte voor de wagen wordt door een radarsensor gecontroleerd.
ATTENTIE
|
VOORZICHTIG Bij het uitvallen van meer dan één remlicht van de wagen of van een aangesloten aanhangwagen is het systeem niet beschikbaar. |
Instellingen in het infotainment
In het infotainment in het menu de functietoets → Bestuurdershulpsysteem aantippen.
- Front Assist (afstandscontrolesysteem) - Instelling van de assistent voor de afstandsbewaking t.o.v. vooruitrijdende voertuigen
- Ingeschakeld - Activering/deactivering van de assistent
- Voorwaarschuwing - Activering/deactivering en instelling van afstandsstap, waarbij er wordt gewaarschuwd
- Toon afstandswaarsch. - Activering/deactivering van de afstandswaarschuwing
Werking
De systeemondersteuning vindt op de volgende manier plaats.
Attendeert op een gevaarlijke afstand ten opzichte van de voorligger.
Waarschuwt voor een dreigende aanrijding.
Ondersteunt bij een door de bestuurder uitgevoerde remingreep.
Indien de bestuurder niet op het herkende gevaar reageert, dan wordt er een automatische remingreep uitgevoerd.
Het systeem kan alleen werken als aan de volgende basisvoorwaarden wordt voldaan.
Het systeem is geactiveerd.
De ASR is geactiveerd .
De wagen rijdt met een snelheid van meer dan 5 km/h in voorwaartse richting.
Let op Het systeem kan slecht functioneren of niet beschikbaar zijn, bv. in "scherpe" bochten of tijdens een ESC-ingreep . |
Afstandswaarschuwing
afb. 237
Display van het instrumentenpaneel: Afstandswaarschuwing
De weergave van de afstandswaarschuwing gebeurt bij wagens met het MAXI DOT-display.
Indien een veilige afstand ten opzichte van de voorligger wordt onderschreden, verschijnt op het display het controlelampje afb. 237.
Zo snel mogelijk de afstand laten toenemen, rekening houdend met de actuele verkeerssituatie!
De afstand waarbij de waarschuwing wordt gegeven, is afhankelijke van de actuele rijsnelheid.
De waarschuwing kan in een snelheidsbereik van circa 60 km/h tot 210 km/h worden gegeven.
Waarschuwing en automatisch remmen
afb. 238
Display van het instrumentenpaneel: Voorwaarschuwing
resp. noodstop bij lage snelheid
Noodstop bij lage snelheid
Bij het gevaar van een aanrijding in een rijsnelheidsbereik van circa 5 km/h tot 30 km/h zet het systeem een automatische remming in.
Bij automatisch remmen verschijnt op het display het controlelampje afb.238.
Voorwaarschuwing
Als het systeem een aanrijdingsgevaar herkent, verschijnt op het display het controlelampje afb. 238 en er klinkt een akoestisch signaal.
De voorwaarschuwingsweergave kan in de volgende situaties plaatsvinden.
Bij het gevaar van een aanrijding met een bewegend obstakel in een rijsnelheidsbereik van circa 30 km/h tot 210 km/h.
Bij het gevaar van een aanrijding met een stilstaand obstakel in een snelheidsbereik van circa 30 km/h tot 85 km/h.
Bij een voorwaarschuwingsmelding moet het rempedaal worden ingetrapt of voor het obstakel worden uitgeweken!
Acute waarschuwing
Indien de bestuurder bij gevaar voor een aanrijding met een bewegend obstakel niet op de voorwaarschuwing reageert, zorgt het systeem automatisch door een actieve remingreep voor een korte remschok om zo opnieuw voor het gevaar van een mogelijke aanrijding te waarschuwen.
Automatisch afremmen
Als de bestuurder niet op de acute waarschuwing reageert, begint het systeem de wagen automatisch af te remmen.
Indien het systeem een automatische remingreep uitvoert, neemt de druk in het remsysteem toe en kan het rempedaal niet met de gebruikelijke pedaalslag worden ingetrapt.
De automatische remingrepen kunnen worden afgebroken door het gaspedaal in te trappen of door een stuuringreep.
Remondersteuning
Als de bestuurder bij een dreigende aanrijding onvoldoende remt, verhoogt het systeem automatisch de remkracht.
De remondersteuning vindt alleen plaats zolang het rempedaal krachtig genoeg wordt ingetrapt.
Deactivering/activering
afb. 239 Toetsen/kartelwiel: Op de bedieningshendel / op het
multifunctiestuurwiel
De functie wordt elke keer als het contact wordt ingeschakeld automatisch geactiveerd.
Het systeem kan alleen in uitzonderingssituaties worden gedeactiveerd .
Bij wagens met MAXI DOT-display kan het systeem in het hoofdmenu worden gedeactiveerd/geactiveerd Menupunt Hulpsystemen.
Deactivering/activering bij wagens met segmentdisplay
Toets | Handeling | Functie |
A | Ingedrukt houden naar boven/ onder | Menupunt Front Assist weergeven |
B | Indrukken | Systeem deactiveren/activeren |
Deactivering/activering bij wagens met multifunctiestuurwiel
Toets/kartelwiel | Handeling | Functie |
C | Indrukken | Menupunt Front Assist weergeven |
D | Indrukken | Systeem deactiveren/activeren |
Deactivering/activering en instelling in infotainment
In het infotainment kunnen het complete systeem resp. de functie voorwaarschuwing en afstandswaarschuwing worden gedeactiveerd/geactiveerd pag.
197, Instellingen in het infotainment.
Indien de functie afstandswaarschuwing voor het uitschakelen van het contact gedeactiveerd is, blijft deze na het inschakelen van het contact gedeactiveerd.
ATTENTIE In de volgende situaties moet de Front Assist om veiligheidsredenen worden uitgeschakeld.
|
Storingen
Als het systeem niet beschikbaar is, dan wordt op het display in het instrumentenpaneel een overeenkomstige melding weergegeven.
Sensor afgedekt/verontreinigd Als de sensor is afgedekt of verontreinigd, verschijnt er een melding dat er geen sensorzicht is. De sensor schoonmaken resp. het obstakel verwijderen afb. 217 op .
Systeem niet beschikbaar Als het systeem niet beschikbaar is, dan verschijnt er een melding over de onbeschikbaarheid.
De wagen stoppen, de motor afzetten en weer starten. Is het systeem dan nog steeds niet beschikbaar, de hulp van een specialist inroepen.
Zie ook:
Mazda 2. Hellingstopfunctie (Automatische transmissie)
Voertuigen met de i-stop functie zijn uitgerust met een hellingstopfunctie.
Deze functie
voorkomt dat de auto wegrolt, zoals bijvoorbeeld wanneer het rempedaal op een
helling
onder de volgende o ...
Mazda 2. Controle van het motoroliepeil
1. Controleer of de auto op een vlakke
ondergrond staat.
2. Laat de motor warmdraaien totdat deze
de normale bedrijfstemperatuur bereikt
heeft.
3. Zet de motor stop en wacht tenminste
5 minu ...