Skoda Fabia: Automatische afstandsregeling (ACC)
Inleiding voor het onderwerp
De automatische afstandsregeling (hierna ACC) houdt de ingestelde snelheid en tegelijkertijd de afstand ten opzichte van voorliggers aan zonder dat het gaspedaal of het rempedaal hoeft te worden bediend.
Het gebied voor de wagen en de afstand tot de voor u rijdende voertuigen wordt door een radarsenor bewaakt .
De toestand waarbij de ACC de snelheid resp. afstand constant houdt, wordt hierna als regeling aangeduid.
ATTENTIE
|
ATTENTIE De ACC uit veiligheidsoverwegingen niet in de volgende situaties gebruiken.
|
Let op
|
Instellingen in het infotainment
In het infotainment in het menu de functietoets → Bestuurdershulpsysteem aantippen.
- Automatische afstandsregeling (ACC) - Instelling van de ACC
- Rijprogramma: - Instelling van de acceleratie bij ingeschakelde ACC
- Laatstgekozen afstand - In-/uitschakelen van de laatstgekozen afstand
- Afstand: - Instelling van de afstand ten opzichte van voorliggers
Werking
afb. 232 Display van het instrumentenpaneel: Voorbeelden van ACCmeldingen
afb. 233 Display van het instrumentenpaneel: Voorbeelden van statusindicaties
van de ACC
De ACC biedt de mogelijkheid, een snelheid van 30 - 160 km/h alsmede de afstand tot voorliggers in te stellen.
De ACC kan met behulp van de radarsensor een voorligger op een afstand van circa 120 m herkennen.
ACC-meldingen afb. 232
- Voertuig herkend (regeling actief)
- Lijn die de verschuiving van de tussenliggende afstand bij het instellen aangeeft Afstand instellen
- Ingestelde afstand ten opzichte van de voorligger
- Voertuig herkend (regeling inactief)
Statusindicaties van de ACC afb. 233
A Regeling inactief.
B Regeling actief - geen voertuig herkend.
C Regeling inactief - geen snelheid opgeslagen.
D Regeling actief - voertuig herkend.
Aanwijzing voor snelheidsverlaging
Als de vertraging van de ACC met betrekking tot een voorligger niet voldoende is, gaat in het instrumentenpaneel het controlelampje branden en op het display verschijnt de melding, om het rempedaal te bedienen.
Let op Enkele weergaven van de ACC op het display van het instrumentenpaneel kunnen door weergaven van andere functies worden afgedekt. Een ACC-weergave word bij een wijziging van de ACC-status automatisch kort weergegeven. |
Automatisch wegrijden en stoppen
Wagens met automatische versnellingsbak kunnen met behulp van de ACC tot stilstand vertragen en weer in beweging komen.
Vertragen tot stilstand
Als een voor u rijdend voertuig tot stilstand vertraagt, vertraagt de ACC ook de eigen wagen tot stilstand.
Wegrijden na een stopfase
Indien het voor u rijdende voertuig direct na de stopfase weer in beweging komt, komt de eigen wagen ook in beweging en wordt de snelheid weer geregeld.
Bij een langere stopfase wordt de regeling automatisch onderbroken.
Bedieningsoverzicht
afb. 234 Bedieningshendel
Overzicht van de ACC-functies die met de hendel worden bediend afb.234
- ACC activeren (regeling inactief)
- Regeling starten (weer herstellen) / snelheid met sprongen van 1 km/h verhogen (tegen de veerdruk in)
- Regeling onderbreken (tegen de veerdruk in)
- ACC deactiveren
- Snelheid met sprongen van 10 km/h verhogen
- Snelheid met sprongen van 10 km/h verlagen
A Afstandsniveau instellen
B Regeling starten / snelheid in sprongen van 1 km/h verlagen
Indien de hendel vanuit de stand direct tegen de veerdruk in stand wordt gezet, wordt de actuele snelheid opgeslagen en de regeling gestart.
Regeling starten
Basisvoorwaarden voor het starten van de regeling
De ACC is geactiveerd.
Bij wagens met schakelbak is de tweede versnelling of een hogere versnelling ingeschakeld en de actuele snelheid is hoger dan 30 km/h.
Bij wagens met automatische versnellingsbak staat de keuzehendel in stand D/S of in de tiptronic-stand en de actuele snelheid is hoger dan 2 km/h.
Regeling starten
- Op de toets afb. 234 op indrukken.
- of: De hendel tegen de veerdruk in stand afb. 234 op instellen.
De ACC neemt de actuele snelheid over en start de regeling, in het instrumentenpaneel gaat het controlelampje branden.
Wordt de regeling gestart, doordat de hendel in de stand wordt gezet, en is er reeds een snelheid opgeslagen, dan neemt de ACC deze snelheid over en voert de regeling uit.
Let op Indien bij wagens met automatische versnellingsbak de regeling bij een snelheid van minder dan 30 km/h wordt gestart, wordt de snelheid van 30 km/h opgeslagen. De snelheid neemt automatisch toe tot 30 km/h resp. wordt geregeld aan de hand van de snelheid van de voorligger. |
Regeling onderbreken/weer herstellen
Regeling onderbreken
- De hendel tegen de veerdruk in stand afb. 234 op instellen.
- of: Het rempedaal intrappen.
De regeling wordt onderbroken, de snelheid blijft opgeslagen.
Regeling weer herstellen
- De regeling starten Regeling starten.
Let op De regeling wordt eveneens onderbroken als het koppelingspedaal langer dan 30 s wordt ingetrapt of de ASR wordt gedeactiveerd. |
Gewenste snelheid instellen/wijzigen
De gewenste snelheid wordt met de bedieningshendel ingesteld of gewijzigd afb. 234 op .
Snelheid in sprongen van 10 km/h instellen/wijzigen () - Voorwaarden
De ACC is geactiveerd.
Snelheid in sprongen van 1 km/h verhogen/verlagen () - Voorwaarden
De ACC is geactiveerd.
De wagen wordt geregeld.
Snelheid door het overnemen van de actuele snelheid wijzigen () - Voorwaarden
De ACC is geactiveerd.
De wagen rijdt met een andere dan de opgeslagen snelheid.
Let op
|
Afstand instellen
De ACC biedt de mogelijkheid, vijf afstandsniveaus tot de voorligger in te stellen
De afstand is instelbaar binnen een bereik van 1 tot 3,6 seconden.
Afstand in het infotainment instellen
- Op het infotainment in het menu ACC het menupunt Afstand: kiezen en de afstand instellen Instellingen in het infotainment.
Afstand met de hendel instellen
- De schakelaar tegen de veerdruk in stand - of + instellen afb. 234 op .
Op het display van het instrumentenpaneel verschijnt de lijn 2 afb. 232 op , die de afstandsverschuiving weergeeft.
- Met de schakelaar op de hendel de lijn 2 op de gewenste afstand instellen.
Let op Indien de afstand op het infotainment is gewijzigd, wordt de wijziging pas na aansluitende activering van de ACC merkbaar. |
Bijzondere rijsituaties
afb. 235 In bochten / smalle of versprongen rijdende voertuigen
afb. 236 Verandering van rijstrook van andere voertuigen / stilstaande
voertuigen
De volgende (en soortgelijke) rijsituaties vragen om bijzondere aandacht en zo nodig het ingrijpen van de bestuurder (remmen, gasgeven e.d.).
In bochten
Bij het in- of uitrijden van langgerekte bochten kan het gebeuren dat een op de naastgelegen rijstrook rijdende wagen in het door de radar gedetecteerde bereik terechtkomt afb. 235 - A. De eigen wagen wordt dan op basis van deze wagen geregeld.
Smalle of versprongen rijdende voertuigen
Een smal of versprongen rijdend voertuig kan pas door de ACC worden herkend, als het zich in het door de radar gedetecteerde bereik bevindt afb. 235 - B .
Verandering van rijstrook van andere voertuigen
Voertuigen die op korte afstand naar de eigen rijstrook wisselen afb. 236 - C, kunnen door de radarsensor niet altijd tijdig worden herkend.
Stilstaande voertuigen
De ACC herkent geen stilstaande objecten! Indien een door de ACC geregistreerd voertuig afslaat of uitwijkt en zich voor dit voertuig een stilstaand voertuig bevindt afb. 236 - D, reageert de ACC niet op dit stilstaande voertuig.
Voertuigen met bijzondere lading of speciale opbouwen
Lading of opbouwdelen van andere voertuigen die aan de zijkant, aan achterzijde of bovenzijde voorbij de voertuigcontouren steken, kan de ACC mogelijk niet herkennen.
Inhalen en rijden met aanhangwagen
Bij het inhalen
Indien de eigen wagen met een lagere dan de opgeslagen snelheid wordt geregeld en het knipperlicht wordt bediend, beoordeelt de ACC dit als de start van een inhaalmanoeuvre. De ACC versnelt de wagen automatisch en vermindert hierdoor de afstand ten opzichte van de voorligger.
Indien de wagen naar de linker rijbaan wisselt en er geen voorligger wordt herkend, accelereert de ACC tot de ingestelde snelheid en houdt deze constant.
Een acceleratie kan op elk moment door het intrappen van het rempedaal of het drukpunt op de bedieningshendel afb. 234 op worden afgebroken.
Rijden met aanhangwagen
Bij het rijden met aanhangwagen of bij een andere op het aanhangwagenstopcontact aangesloten accessoire werkt de ACC-regeling met verminderde dynamiek.
Daarom dient de rijstijl hierop te worden aangepast.
Storingen
Als de ACC niet beschikbaar is, dan gaat op het display in het instrumentenpaneel het controlelampje branden en wordt een overeenkomstige melding weergegeven.
Sensor afgedekt/verontreinigd Als de sensor is afgedekt of verontreinigd, verschijnt er een melding dat er geen sensorzicht is. De sensor schoonmaken resp. het obstakel verwijderen .
ACC niet beschikbaar
Als de ACC niet beschikbaar is, dan verschijnt er een melding over de onbeschikbaarheid.
De wagen stoppen, de motor afzetten en weer starten. Is de ACC dan nog steeds niet beschikbaar, de hulp van een specialist inroepen.
ACC-storing
Bij een ACC-storing verschijnt een storingmelding. De hulp van een specialist inroepen.
Zie ook:
Renault Clio. Displays en meters
Toerenteller 1
(schaalverdeling × 1000)
Geluidssignaal
snelheidsverklikker
Afhankelijk van de auto gaat het controlelampje
2 branden met een geluidssignaal
als de snelheid hoger wordt ...
Mazda 2. Modus voor handbediende
overschakeling
De modus voor handbediende
overschakeling geeft u het gevoel met een
auto met handgeschakelde versnellingsbak
te rijden doordat u de keuzehendel
handmatig kunt bedienen. Dit maakt dat
u het motor ...