Opel Corsa: Starten en bediening
Nieuwe auto inrijden
Rem tijdens de eerste ritten niet te krachtig.
Bij de eerste rit kunnen was- en oliedampen van het uitlaatsysteem rookvorming veroorzaken. Parkeer de auto na de eerste rit een tijdje in de open lucht en adem de dampen niet in.
Tijdens het inrijden kunnen het brandstof- en motorolieverbruik hoger zijn.
Ook wordt het roetfilter wellicht vaker geregenereerd.
Dieselpartikelfilter.
Autostop is wellicht niet mogelijk wanneer de accu wordt opgeladen.
Contactslotstanden
Draai de sleutel op:
0 : contact uit: Sommige functies blijven actief totdat de sleutel eruit wordt getrokken of het bestuurdersportier wordt geopend, als het contact van tevoren aan was
1 : accessoirestand: Stuurslot losgezet, sommige elektrische functies werken, contact is uit
2 : contactstand: Contact is aan.
Controlelampen lichten op en de meeste elektrische functies werken Dieselmotor gloeit voor.
3 : motor starten: Laat de sleutel los nadat de motor gestart is
Stuurslot
Trek de sleutel uit het contactslot en draai aan het stuurwiel totdat het vastklikt.
Vertraagde uitschakeling stroom
De volgende elektronische systemen werken totdat het bestuurdersportier wordt geopend of ten laatste tien minuten nadat het contact is uitgezet:
- elektrisch bediende ruiten
- stekkerdozen
- elektrisch zonnedak
Motor starten
Draai de sleutel naar standom het stuurslot te ontgrendelen.
Handgeschakelde versnellingsbak: koppelings- en rempedaal intrappen.
Geautomatiseerde versnellingsbak: rempedaal intrappen.
Automatische versnellingsbak: trap het rempedaal in en zet de keuzehendel op P of N.
Trap het gaspedaal niet in.
Dieselmotor: draai de sleutel naar standom voor te gloeien totdat de controlelamp dooft.
Draai de sleutel even in standen laat deze weer los: een automatische regeling bedient de startmotor na een kort interval totdat de motor draait. Zie 'Automatische startmotorregeling'.
Om de motor opnieuw te starten of deze af te zetten, sleutel in het contactslot eerst terugdraaien naar stand 0.
Tijdens een Autostop kan de motor gestart worden door het koppelingspedaal in te trappen.
De auto starten bij lage temperaturen
Dieselmotoren
Het is mogelijk om de motor zonder bijkomende verwarming te starten tot -25 °C.
Benzinemotoren
Het is mogelijk om de motor zonder bijkomende verwarming te starten tot -30 °C.
Motorolie met de juiste viscositeit, de juiste brandstof, uitgevoerd onderhoud en een voldoende opgeladen accu zijn vereist.
Bij temperaturen onder -30 °C moet de automatische versnellingsbak gedurende ongeveer vijf minuten worden verwarmd. De keuzehendel moet in stand P staan.
Automatische startmotorregeling
Deze functie regelt de startprocedure van de motor. U hoeft de sleutel niet in standvast te houden. Na de activering blijft het systeem automatisch doorstarten totdat de motor loopt.
Vanwege de controleprocedure begint de motor na een korte vertraging te lopen.
Mogelijke redenen voor het niet starten van de motor:
- koppelingspedaal niet ingetrapt (handgeschakelde versnellingsbak)
- rempedaal niet ingetrapt of keuzehendel niet in P of N (automatische versnellingsbak)
- time-out opgetreden
Opwarmen van de turbomotor
Bij het starten is het mogelijk dat het beschikbare motorkoppel gedurende een korte tijd beperkt is, vooral wanneer de motortemperatuur koud is. Deze beperking is er om het smeersysteem de motor volledig te laten beschermen.
Uitrol-brandstofafsluiter
De brandstoftoevoer wordt automatisch afgesloten bij overtoeren, d.w.z.
bij het tijdens het rijden loslaten van het gaspedaal met een ingeschakelde versnelling.
Afhankelijk van de omstandigheden wordt de uitrol-brandstofafsluiter mogelijk uitgeschakeld.
Stop/Start-systeem
Het stop-startsysteem helpt brandstof te besparen en uitlaatemissies te beperken. Wanneer de omstandigheden het toelaten, schakelt het de motor uit van zodra de auto langzaam rijdt of stilstaat, bv. aan een verkeerslicht of in een file.
Op auto's met handgeschakelde versnellingsbak wordt de motor automatisch gestart zodra de koppeling wordt ingetrapt.
Op auto's met geautomatiseerde versnellingsbak wordt de motor automatisch gestart zodra het rempedaal wordt losgelaten.
Een accusensor zorgt ervoor dat een Autostop alleen wordt uitgevoerd, als de accu voldoende opgeladen is om opnieuw te kunnen starten.
Inschakelen
Het stop-startsysteem is beschikbaar van zodra de motor is gestart, de auto is vertrokken en er aan de hieronder opgegeven omstandigheden voldaan is.
Uitschakelen
Schakel het stop-startsysteem manueel uit door op eco te drukken. De uitschakeling wordt aangeduid wanneer de led in de knop uitgaat.
Autostop
Auto's met handgeschakelde versnellingsbak
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat, activeer dan een Autostop zoals hieronder beschreven:
- Het koppelingspedaal intrappen.
- Zet de hendel in neutraal.
- Laat het koppelingspedaal los.
De motor wordt uitgeschakeld terwijl het contact aan blijft.
Auto's met geautomatiseerde versnellingsbak
Als de auto stilstaat met ingetrapt rempedaal, wordt Autostop automatisch geactiveerd.
De motor wordt uitgeschakeld terwijl het contact aan blijft.
Het stop-startsysteem is uitgeschakeld op hellingen van 15% of steiler.
Melding
Een Autostop wordt aangegeven door controlelamp .
Tijdens een Autostop blijven de verwarmings- en remfunctie behouden.
Voorwaarden voor een Autostop
Het stop-startsysteem controleert of aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:
- Het stop-startsysteem is niet manueel uitgeschakeld.
- De motorkap is volledig gesloten.
- Het bestuurdersportier is gesloten of de veiligheidsgordel van de bestuurder is vastgemaakt.
- De accu is voldoende opgeladen en in goede staat.
- De motor is warmgelopen.
- De koelvloeistoftemperatuur is niet te hoog.
- De temperatuur van de uitlaatgassen is niet te hoog, bijv. na het rijden met hoge motorbelasting.
- De omgevingstemperatuur is hoger dan -5 °C.
- Het klimaatregelsystemen staat een Autostop toe.
- Het remvacuüm is voldoende.
- De zelfreinigende functie van het roetfilter is niet actief.
- Sinds de laatste Autostop reed de auto minstens stapvoets.
Anders is een Autostop niet mogelijk.
Bepaalde instellingen van het klimaatregelsysteem kunnen een Autostop verhinderen. Zie het hoofdstuk 'Klimaatregeling' voor nadere informatie.
Onmiddellijk na het rijden op de snelweg kan mogelijk geen Autostop gebeuren.
Nieuwe auto inrijden.
Ontlaadbeveiliging accu
Om het betrouwbaar opnieuw starten van de motor te garanderen, zijn er verschillende ontlaadbeveiligingen van de accu ingevoerd als onderdeel van het stop-startsysteem.
Stroombesparingsmaatregelen
Tijdens een Autostop worden verschillende elektrische functies, bijv. de achterruitverwarming uitgeschakeld of in een stroombesparingsmodus gezet. De ventilatorsnelheid van het aircosysteem wordt verminderd om stroom te besparen.
Herstarten van de motor door de bestuurder
Auto's met handgeschakelde versnellingsbak
Trap het koppelingspedaal in om de motor te herstarten.
Wanneer de motor opnieuw wordt gestart, gaat controlelamp op het Driver Information Center uit.
Als de keuzehendel uit neutraal is gehaald voordat u het koppelingspedaal hebt ingetrapt, gaat het lampje branden of wordt het als symbool weergegeven op het Driver Information Center.
Controlelamp .
Auto's met geautomatiseerde versnellingsbak
Laat het rempedaal los of haal de keuzehendel uit D om de motor opnieuw te starten.
Wanneer de motor opnieuw wordt gestart, gaat controlelamp op het Driver Information Center uit.
Herstarten van de motor door het stop-startsysteem
De keuzehendel moet in neutraal staan om automatisch herstarten mogelijk te maken.
Als er zich een van de volgende omstandigheden voordoet tijdens een Autostop, dan zal de motor automatisch door het stop-startsysteem worden herstart:
- Het stop-startsysteem is manueel uitgeschakeld.
- De motorkap is open.
- De veiligheidsgordel van de bestuurders is losgemaakt en het bestuurdersportier is geopend.
- De motortemperatuur is te laag.
- Het oplaadniveau van de accu is onder een bepaald niveau.
- Het remvacuüm is niet voldoende.
- De auto reed minstens stapvoets.
- Het klimaatregelsysteem vereist het starten van de motor.
- De airconditioning wordt handmatig ingeschakeld.
Als de motorkap niet volledig gesloten is, verschijnt een waarschuwingsbericht in het Driver Information Centre.
Als een elektrische accessoire, bvb.
een draagbare CD-speler op de stekkerdoos is aangesloten, merkt u mogelijk een korte terugval tijdens het herstarten.
Parkeren
Waarschuwing
|
- Vergrendel de auto.
- Diefstalalarmsysteem inschakelen.
- Koelventilatoren kunnen ook na het afzetten van de motor in werking treden.
Voorzichtig Na een rit waarbij met hoge motortoerentallen of met hoge motorbelasting werd gereden, de motor vóór het afzetten gedurende een korte tijd met lage belasting laten draaien of gedurende ca. 30 seconden stationair laten draaien om de turbolader te beschermen. |
Let op
Bij een ongeval waarbij airbags worden geactiveerd, wordt de motor automatisch uitgeschakeld als de auto binnen een bepaalde tijd tot stilstand komt.
Zie ook:
Mazda 2. Doorwaden van water
WAARSCHUWINGDroog remmen die nat geworden zijn
door langzaam te rijden, het gaspedaal
los te laten en het rempedaal enkele
malen licht in te trappen totdat de
remwerking weer normaal wordt: ...
Mazda 2. Gebruik van de USB modus
Type
Afspeelbare gegevens
USB modus
MP3/WMA/AAC/OGG bestand
USB 3.0 apparatuur wordt door deze installatie niet ondersteund. Het is
mogelijk dat andere
apparatuur evenee ...