Opel Corsa: Parkeerhulp
Parkeerhulp achter
Waarschuwing
De bestuurder is geheel verantwoordelijk
voor het inparkeren.
Controleer bij het achteruitrijden en het gebruik van de parkeerhulp achter de zone rondom de auto. |
De parkeerhulp achter vereenvoudigt het inparkeren door de afstand tussen de auto en eventuele obstakels achter te meten. Deze informeert en waarschuwt de bestuurder met geluidssignalen en displaymeldingen.
Het systeem heeft vier ultrasone parkeersensoren in de achterbumper.
Inschakelen
Wanneer u de achteruitversnelling inschakelt, is het systeem automatisch klaar voor gebruik.
Een brandende LED in de parkeerhulptoets geeft aan dat het systeem klaar voor gebruik is.
Melding
Het systeem waarschuwt de bestuurder met geluidssignalen tegen mogelijk gevaarlijke obstakels achter de auto binnen een bereik tot 1,5 meter.
De geluidssignalen volgen elkaar sneller op naarmate de afstand tot dat obstakel afneemt. Is de afstand kleiner dan ongeveercm, dan klinkt er een continu geluid.
Ook wordt de afstand tot obstakels achter de auto weergegeven door veranderende afstandslijnen op het Driver Information Center met Uplevel- display of, afhankelijk van de versie, op het Colour-Info-Display.
De afstandsmelding kan worden geblokkeerd door boordinformatie met een hogere prioriteit. Na het bevestigen van het bericht via SET/CLR op de richtingaanwijzer verschijnt de afstandsaanduiding weer.
Uitschakelen
Het systeem schakelt automatisch uit wanneer de achteruitversnelling wordt uitgeschakeld.
Handmatig deactiveren is ook mogelijk door het indrukken van de parkeerhulptoets .
In beide gevallen dooft de LED in de toets.
Storing
Bij een storing of als het systeem tijdelijk niet goed werkt, bijv. vanwege veel geluid buiten of andere storende factoren, knippert de led in de toets gedurende drie seconden alvorens deze dooft. Het controlelampje brandt op de instrumentengroep of een bericht wordt aangegeven op het Driver Information Center.
Parkeerhulp voor-achter
Waarschuwing
De bestuurder is zelf geheel
verantwoordelijk voor het inparkeren.
Controleer bij het achteruit- en vooruitrijden en het gebruik van de parkeerhulp de zone rondom de auto. |
De parkeerhulp voor-achter meet de afstand tussen de auto en voorgelegen obstakels en achter de auto.
Deze informeert en waarschuwt de bestuurder met geluidssignalen en displaymeldingen.
Het gebruikt twee verschillende akoestische waarschuwingssignalen voor de controlezones voor en achter, elk met een andere geluidsfrequentie.
Het systeem heeft vier ultrasone parkeersensoren elk in de achter- en voorbumper.
Inschakelen
Wanneer u de achteruitversnelling inschakelt, is de parkeerhulp voor en achter klaar voor gebruik.
Het systeem wordt ook automatisch geactiveerd bij een snelheid van maximaalkm/u.
Een brandende LED in de parkeerhulptoets geeft aan dat het systeem klaar voor gebruik is.
Als binnen een ontstekingscyclus wordt uitgeschakeld, wordt de voorste parkeerhulp gedeactiveerd. Als de snelheid eerder meer dankm/ u was, wordt de parkeerhulp opnieuw geactiveerd wanneer de snelheid tot onderkm/h daalt.
Melding
Het systeem waarschuwt de bestuurder met geluidssignalen tegen mogelijk gevaarlijke obstakels vóór de auto binnen een bereik totcm en tegen mogelijk gevaarlijke obstakels achter de auto binnen een bereik tot 1,5 meter.
Afhankelijk van de kant waar de auto dichter bij een obstakel is, hoort u aan de betreffende zijde akoestische waarschuwingssignalen in de auto.
De geluidssignalen volgen elkaar sneller op naarmate de afstand tot dat obstakel afneemt. Is de afstand kleiner dan ongeveercm, dan klinkt er een continu geluid.
Ook wordt de afstand tot obstakels achter en vóór de auto weergegeven door veranderende afstandslijnen op het Driver Information Center met Uplevel-display of, afhankelijk van de versie, op het Colour-Info- Display.
De afstandsmelding kan worden geblokkeerd door boordinformatie met een hogere prioriteit. Zodra het bericht is bevestigd, wordt de afstand weer aangegeven.
De afstand tot obstakels wordt getoond op het Colour-Info-Display door gekleurde zones vóór of achter de auto.
Uitschakelen
De parkeerhulp achter schakelt automatisch uit wanneer de achteruitversnelling wordt uitgeschakeld.
De parkeerhulp voor wordt ook automatisch gedeactiveerd bij een snelheid bovenkm/u.
Handmatig deactiveren is ook mogelijk door het indrukken van de parkeerhulptoets .
Wanneer het systeem wordt gedeactiveerd, dooft de LED in de toets en, indien handmatig gedeactiveerd, verschijnt Parkeerhulp uit op het Driver Information Center.
Na een handmatige deactivering wordt de parkeerhulp voor/achter weer geactiveerd als wordt ingedrukt of als de achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Het complete systeem kan handmatig worden gedeactiveerd in het menu Persoonlijke instellingen op het Info-Display en blijft gedeactiveerd tijdens de contactcyclus of tot het opnieuw activeren in het menu Persoonlijke instellingen. Persoonlijke instellingen.
Wijzig bij het gebruik van de trekhaak de configuratie-instellingen in het menu Persoonlijke instellingen op het Info-Display. Persoonlijke instellingen.
Storing
Bij een storing of als het systeem tijdelijk niet goed werkt, bijv. vanwege veel geluid buiten of andere storende factoren, verschijnt een bericht op het Driver Information Center.
Boordinformatie.
Geavanceerde parkeerhulp
Waarschuwing
De bestuurder is geheel verantwoordelijk
voor het accepteren
van de door het systeem voorgestelde
parkeerplek en het inparkeren.
Controleer bij het gebruik van de geavanceerde parkeerhulp de zone rondom de auto in alle richtingen. |
De geavanceerde parkeerhulp meet bij het passeren of de parkeerplek groot genoeg is, berekent het traject en stuurt de auto automatisch in een parallel of haaks gelegen parkeerplek.
Instructies verschijnen op het Driver Information Center of, afhankelijk van de versie, op het Colour-Info- Display, ondersteund door geluidssignalen.
De bestuurder hoeft alleen op te trekken, te remmen en te schakelen, het sturen gebeurt automatisch.
De geavanceerde parkeerhulp werkt altijd samen met de parkeerhulp voor/ achter. Beide systemen gebruiken dezelfde sensoren in de voor- en achterbumper.
Parkeerhulpknop en bedieningslogica
De geavanceerde parkeerhulp en de parkeerhulp voor-achter gebruiken beide dezelfde toets voor activeren en deactiveren:
Kort indrukken van activeert of deactiveert de parkeerhulp.
Lang indrukken van (ongeveer één seconde) activeert of deactiveert de geavanceerde parkeerhulp, zie de afzonderlijke beschrijving verderop.
Door in te drukken bedient u de systemen via de toetslogica als volgt:
- Als alleen de parkeerhulp voorachter actief is, deactiveert u de parkeerhulp voor-achter door de toets kort in te drukken.
- Als alleen de parkeerhulp voorachter actief is, activeert u de geavanceerde parkeerhulp door de toets lang in te drukken.
- Als alleen geavanceerde parkeerhulp actief is en het systeem in de zoekmodus parkeerplek is, activeert kort drukken de parkeerhulp voorachter.
- Als alleen geavanceerde parkeerhulp actief is en het systeem in de inparkeermodus is, deactiveert kort drukken de geavanceerde parkeerhulp.
- Als geavanceerde parkeerhulp actief is, deactiveert lang drukken de geavanceerde parkeerhulp en de parkeerhulp voor-achter.
- Als de vooruitversnelling of de neutraalstand ingeschakeld is, activeert of deactiveert u door kort indrukken van de toets de parkeerhulp voor.
- Als de achteruitversnelling ingeschakeld is, activeert of deactiveert u door kort indrukken van de toets de parkeerhulp voor en achter.
Parkeerhulp voor-achter activeren Wanneer u de achteruitversnelling inschakelt, is de parkeerhulp voor en achter klaar voor gebruik.
Het systeem wordt ook automatisch geactiveerd bij een snelheid van maximaalkm/u.
Een brandende LED in de parkeerhulptoets geeft aan dat het systeem klaar voor gebruik is.
Als binnen een ontstekingscyclus wordt uitgeschakeld, wordt de voorste parkeerhulp gedeactiveerd. Als de snelheid eerder meer dankm/ u was, wordt de parkeerhulp opnieuw geactiveerd wanneer de snelheid tot onderkm/h daalt.
Melding
Het systeem waarschuwt de bestuurder met geluidssignalen tegen mogelijk gevaarlijke obstakels achter de auto binnen een bereik tot 1,5 meter en vóór de auto totcm . Afhankelijk van de kant waar de auto dichter bij een obstakel is, hoort u aan de betreffende zijde akoestische waarschuwingssignalen in de auto. De geluidssignalen volgen elkaar sneller op naarmate de afstand tot dat obstakel afneemt. Is de afstand kleiner dan ongeveercm, dan klinkt er een continu geluid.
Ook wordt de afstand tot obstakels achter en voor de auto weergegeven door veranderende afstandslijnen op het Driver Information Center of, afhankelijk van de versie, op het Colour-Info-Display.
De afstand tot obstakels achter en voor wordt aangegeven door veranderende afstandslijnen op het Driver Information Center.
De afstandsmelding kan worden geblokkeerd door boordinformatie met een hogere prioriteit. Na het bevestigen van het bericht via SET/CLR op de richtingaanwijzer verschijnt de afstandsaanduiding weer.
De afstand tot obstakels wordt getoond op het Colour-Info-Display door gekleurde zones vóór of achter de auto.
Parkeerhulp voor-achter deactiveren
De parkeerhulp achter schakelt automatisch uit wanneer de achteruitversnelling wordt uitgeschakeld.
De parkeerhulp voor wordt ook automatisch gedeactiveerd bij een snelheid bovenkm/u.
Handmatig deactiveren is ook mogelijk door kort indrukken van de parkeerhulptoets .
Wanneer het systeem wordt handmatig gedeactiveerd, dooft de LED in de toets en verschijnt Parkeerhulp uit op het Driver Information Center.
Na een handmatige deactivering wordt de parkeerhulp voor/achter weer geactiveerd als kort wordt ingedrukt of als de achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Het complete systeem kan handmatig worden gedeactiveerd in het menu Persoonlijke instellingen op het Info-Display en blijft gedeactiveerd tijdens de contactcyclus of tot het opnieuw activeren in het menu Persoonlijke instellingen. Persoonlijke instellingen.
Wijzig bij het gebruik van de trekhaak de configuratie-instellingen in het menu Persoonlijke instellingen op het Info-Display. Persoonlijke instellingen.
Geavanceerde parkeerhulp activeren
De geavanceerde parkeerhulp kan alleen bij vooruit rijden worden geactiveerd.
Bij het zoeken naar een parkeerplek is het systeem door lang indrukken van klaar voor gebruik.
Het systeem herkent en herinnert tien meter voor parallelle parkeerplekken of zes meter voor haaks gelegen parkeerplekken in de parkeerhulpmodus.
Het systeem kan alleen worden geactiveerd bij snelheden totkm/u en het systeem zoekt naar parkeerplekken bij een snelheid totkm/u.
De maximaal toegestane parallelle afstand tussen de auto en een rij geparkeerde auto's is 1,8 meter voor parallel inparkeren en 2,5 meter voor haaks inparkeren.
Werking
Zoekmodus parkeerplek
Melding op het Driver Information
Center
Selecteer een parallelle of haakse parkeerplek op het Driver Information Center door op SET/CLR te drukken.
Het systeem is geconfigureerd om standaard naar parkeerplekken aan de passagierskant te zoeken. Om parkeerplekken aan de bestuurderszijde te vinden, schakelt u de richtingaanwijzer aan de bestuurderszijde in.
Als er een plek is gevonden, wordt dit op het Driver Information Center getoond en klinkt er een geluidssignaal.
Weergave in het Info-Display
Selecteer een parallelle of haakse parkeerplek door op het betreffende pictogram op het Info-Display te tikken.
Selecteer de kant waarop de parkeerplek ligt door op het betreffende pictogram op het display te tikken.
Als er een plek is gevonden, wordt dit op het Colour-Info-Display getoond en klinkt er een geluidssignaal.
Als u niet stopt wanneer het systeem een parkeerplek heeft voorgesteld, zoekt het systeem naar een andere geschikte plek.
Inparkeermodus
De door het systeem gemelde beschikbare parkeerplek wordt geaccepteerd als de bestuurder bij parallel gelegen parkeerplekken binnenmeter of bij haaks gelegen parkeerplekken binnen zes meter na het bericht Stop stopt. Het systeem berekent het optimale pad om in te parkeren.
Een korte trilling in het stuurwiel na het inschakelen van de achteruitversnelling geeft aan dat het systeem de besturing overneemt. Daarna wordt de auto automatisch ingeparkeerd met gedetailleerde instructies aan de bestuurder voor remmen, optrekken en schakelen. De bestuurder moet de handen van het stuurwiel houden.
Let altijd goed op het geluid van de parkeerhulp voor-achter. Een ononderbroken geluid geeft aan dat de afstand tot een obstakel minder dan ongeveercm is.
Als de bestuurder om ongeacht welke reden toch zelf moet sturen, houd het stuurwiel dan alleen aan de buitenrand vast. In dat geval werkt de automatische besturing niet meer.
Displayweergave
De instructies op het display tonen:
- Algemene tips en waarschuwingsberichten.
- Een tip bij een hogere snelheid dankm/u in de zoekmodus naar een parkeerplek ofkm/u in de inparkeermodus.
- Het verzoek om te stoppen wanneer een parkeerplek is gevonden.
- De richting waarin u rijdt om in te parkeren.
- Het verzoek tot inschakelen van de achteruit- of eerste versnelling.
- Het verzoek tot optrekken of remmen.
- Voor sommige instructies verschijnt er een voortgangsbalk op het Driver Information Center.
- Het goed inparkeren, aangegeven door een pop-upsymbool en een geluidssignaal.
- Het annuleren van een inparkeermanoeuvre.
Weergaveprioriteit
De informatie van de geavanceerde parkeerhulp op het Driver Information Center kan worden belemmerd door boordinformatie met een hogere prioriteit.
Na het bevestigen van het bericht via SET/CLR op de richtingaanwijzer verschijnen de instructies van de geavanceerde parkeerhulp weer en kunt u het inparkeren voortzetten.
Geavanceerde parkeerhulp deactiveren
Het systeem wordt gedeactiveerd door:
- lang in te drukken
- nadat het inparkeren is gelukt
- tijdens het zoeken naar een parkeerplek sneller dankm/u te rijden
- tijdens het inparkeren sneller dankm/u te rijden
- de constatering dat de bestuurder het stuurwiel aanraakt
- te veel te schakelen: acht cycli bij parallel inparkeren of vijf cycli bij haaks inparkeren
- wanneer u de ontsteking uitschakelt
Wanneer u het systeem deactiveert of wanneer het zichzelf deactiveert tijdens het inparkeren, dan verschijnt Parkeren gedeactiveerd op het display. Ook klinkt er een geluidssignaal.
Storing
Er verschijnt een bericht wanneer:
- Het systeem een storing vertoont.
- De bestuurder de parkeermanoeuvre niet goed heeft afgemaakt.
- Het systeem is buiten werking.
- Een van de bovenstaande redenen voor deactiveren van toepassing is.
Als er tijdens het inparkeren een voorwerp wordt herkend, dan verschijnt Stop op het display. Door het verwijderen van het object wordt het inparkeren hervat. Wordt het niet verwijderd, dan wordt het systeem gedeactiveerd.
Druk lang op om het systeem naar een nieuwe parkeerplek te laten zoeken.
Algemene opmerkingen over parkeerhulpsystemen
Waarschuwing
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen reflecterende oppervlakken
van uiteenlopende aard op
voorwerpen of kleding evenals
externe geluidsbronnen ertoe
leiden dat het systeem obstakels
niet waarneemt.
In het bijzonder moet gelet worden op lage obstakels die het onderste gedeelte van de bumper kunnen beschadigen. |
Voorzichtig
Het systeem werkt eventueel
minder goed wanneer de sensoren
zijn bedekt, bijv. met ijs of
sneeuw.
Het parkeerhulpsysteem werkt bij een zware belading eventueel minder goed. Voor grotere auto's in de buurt (bijv. off-roads, minivans, vans) gelden speciale voorwaarden. De objectherkenning en de juiste afstandsindicatie in het bovenste deel van deze voertuigen kan niet worden gegarandeerd. Objecten met een erg klein reflectievlak, bijv. smalle voorwerpen of zachte materialen, herkent het systeem mogelijkerwijs niet. Parkeerhulpsystemen detecteren geen voorwerpen buiten het detectiebereik. |
Let op
Mogelijk detecteert de sensor een niet-bestaand object als gevolg van echostoring van buitengeluiden of mechanische verstoringen (sporadische valse waarschuwingen kunnen voorkomen).
Zorg ervoor dat de kentekenplaat voor goed gemonteerd is (niet verbogen en geen speling ten opzichte van de bumper links of rechts) en dat de sensoren goed op hun plek zitten.
De geavanceerde parkeerhulp reageert eventueel niet op veranderingen in de beschikbare parkeerplek nadat u met het inparkeren bent begonnen. Het systeem kan een ingang, een oprit, een binnenplaats of zelfs een kruising als een parkeerplek herkennen. Na het inschakelen van de achteruitversnelling begint het systeem met inparkeren. Kijk goed of de voorgestelde parkeerplek inderdaad beschikbaar is.
Het systeem detecteert geen onregelmatigheden in het wegdek, bijv.
op bouwterreinen. De bestuurder neemt de verantwoordelijkheid op zich.
Let op
Bij het inschakelen van een vooruitversnelling en het overschrijden van een bepaalde snelheid wordt de parkeerhulp bij het uitschuiven van het draagsysteem achterzijde gedeactiveerd.
Bij het voor het eerst inschakelen van de achteruitversnelling detecteert de parkeerhulp het draagsysteem achterzijde en klinkt er een zoemer. Druk kort op of om de parkeerhulp te deactiveren.
Let op
Na productie moet het systeem worden gekalibreerd. Voor optimale begeleiding tijdens het parkeren is een rijafstand van ten minstekm, inclusief een aantal bochten, nodig.
Zie ook:
Mazda 2. Noodreservewiel
Controleer tenminste eens per maand
of het noodreservewiel de juiste
bandenspanning heeft en stevig op zijn
plaats bevestigd is.
OPMERKING
De conditie van het noodreservewiel
gaat geleideli ...
Mazda 2. Mobiele telefoons
Waarschuwing voor het gebruik van mobiele telefoons
WAARSCHUWING
Houd u aan de wettelijke regelingen in uw land betreffende het gebruik van
communicatieapparatuur in auto's:
Het is gevaarlij ...