Auto's:

Opel Corsa: Bandenspanningscontrolesysteem - Velgen en banden - Verzorging van de auto - Opel Corsa - InstructieboekjeOpel Corsa: Bandenspanningscontrolesysteem

Het bandenspanningscontrolesysteem controleert vanaf een bepaalde snelheid eenmaal per minuut de bandenspanning van alle vier de banden.

Voorzichtig Het bandenspanningscontrolesysteem waarschuwt alleen bij een te lage bandenspanning en treedt niet in de plaats van regulier onderhoud van de banden door de bestuurder.

Alle wielen moeten zijn voorzien van een druksensor en de banden moeten de voorgeschreven bandenspanning hebben.

Let op

In landen waar het bandenspanningscontrolesysteem wettelijk vereist is, wordt de typegoedkeuring van het voertuig bij het gebruik van wielen zonder druksensoren nietig.

U kunt de actuele bandenspanningswaarden bekijken in Informatie- menu voertuig op het Driver Information Center.

U selecteert het menu door indrukken van de toetsen op de richtingaanwijzerhendel.

Velgen en banden

Druk op MENU om Informatie- menu voertuig te selecteren .

Draai aan het stelwiel om het bandenspanningscontrolesysteem te selecteren.

Midlevel-display:

Velgen en banden

De bandenspanning voor elke band wordt op zijn eigen pagina weergegeven.

Uplevel-display:

Velgen en banden

De bandenspanning voor alle banden wordt op één pagina weergegeven.

De systeemstatus en bandenspanningswaarschuwingen worden samen met het betreffende wiel aangegeven in een bericht op het Driver Information Center.

Voor de waarschuwingen kijkt het systeem ook naar de temperatuur van de band.

Afhankelijkheid van temperatuur.

Velgen en banden

Bij het detecteren van een te lage bandenspanning brandt het controlelampje .

Als oplicht, stop dan bij de eerstvolgende gelegenheid en breng de banden op de aanbevolen spanningswaarden.

Als 60-90 seconden knippert en daarna continu wordt verlicht, is er een fout in het systeem. De hulp van een werkplaats inroepen.

Na het op spanning brengen moet u wellicht een stukje rijden om de bandenspanningswaarden op het Driver Information Center bij te werken. Hierbij kan oplichten.

Als bij lagere temperaturen oplicht en na het rijden dooft, kan dit duiden op een naderende te lage bandenspanning.

Bandenspanning controleren.

Boordinformatie.

Schakel het contact uit wanneer de bandenspanning moet worden verhoogd of verlaagd.

Monteer alleen wielen met druksensoren, anders wordt de bandenspanning niet weergegeven en brandt voortdurend.

Een reservewiel of tijdelijk reservewiel heeft geen druksensor. Het bandenspanningscontrolesysteem werkt niet op deze banden. De controlelamp brandt. Voor de overige drie banden blijft het systeem in werking.

Gebruik van standaard verkrijgbare vloeibare bandenreparatiesets kan de werking van het systeem nadelig beïnvloeden. Gebruik bij voorkeur door de fabriek goedgekeurde reparatiesets.

Als u elektronische apparaten gebruikt of zich in de buurt vindt van voorzieningen die vergelijkbare frequenties gebruiken, kan dit de werking van het bandenspanningscontrolesysteem verstoren.

Elke keer bij het verwisselen van de banden moeten de sensoren van het bandenspanningscontrolesysteem worden gedemonteerd en onderhouden.

Bij opgeschroefde sensoren; vervang het ventielelement en de keerring. Bij opgeklikte sensoren; vervang de complete ventielsteel.

Status belading van auto

Pas de bandenspanning volgens de informatie op het etiket van de band of in de tabel bandenspanningswaarden aan op de belading van de auto en selecteer de betreffende instelling in het menu Bandenbelasting op het Driver Information Center, Informatie- menu voertuig. Deze instelling is de referentie voor de bandenspanningswaarschuwingen.

Het menu Bandenbelasting verschijnt alleen wanneer de auto stilstaat en de handrem aangetrokken is. Bij auto's met automatische versnellingsbak moet de keuzehendel op P staan.

Midlevel-display:

Velgen en banden

Kies

Uplevel-display:

Velgen en banden

Kies

Koppelingsprocedure bandenspanningssensor

Elke TPMS-sensor heeft een unieke identificatiecode. De identificatiecode moet aan de positie van een nieuw wiel worden gekoppeld nadat de wielen zijn geroteerd of alle wielen zijn verwisseld en als een of meer bandenspanningssensoren zijn vervangen. De bandenspanningssensoren moeten ook worden gekoppeld na het vervangen van een reservewiel door een reguliere band met een bandenspanningssensor.

Bij de volgende contactcyclus moeten de storingslamp en het waarschuwingsbericht doven/verdwijnen. De sensoren worden met een inleergereedschap in de volgende volgorde gekoppeld aan de wielposities: voorwiel linkerzijde, voorwiel rechterzijde, achterwiel rechterzijde en achterwiel linkerzijde. De richtingaanwijzer in de huidige actieve stand wordt verlicht totdat de sensor is gekoppeld.

Roep de hulp in van een werkplaats.

U hebt twee minuten voor het koppelen van de positie van het eerste wiel en vijf minuten voor het koppelen van de positie van alle vier de wielen. Bij het overschrijden van deze tijd stopt het koppelen en moet u opnieuw beginnen.

De koppelingsprocedure voor de bandenspanningssensoren is als volgt:

  1. Trek de handrem aan.
  2. Schakel het contact in.
  3. Op auto's met automatische versnellingsbak: zet de keuzehendel in P.

    Bij auto's met geautomatiseerde versnellingsbak: Houd het rempedaal ingetrapt. Breng en houd de keuzehendel vijf seconden in stand N tot P wordt weergegeven op het Driver Information Center.

    P geeft aan dat het koppelen van de bandenspanningssensoren kan worden gestart.

    Bij auto's met handgeschakelde versnellingsbak: selecteer Neutraalstand.

  4. Gebruik MENU op de richtingaanwijzerhendel om Informatie- menu voertuig op het Driver Information Center te selecteren.
  5. 5. Draai het stelwieltje om naar het bandenspanningsmenu te schuiven.

    Midlevel-display: Velgen en banden Uplevel-display: Velgen en banden

  6. Druk op SET/CLR om het koppelen van de sensoren te starten. Er moet een bericht met een vraag om acceptatie van het proces verschijnen.
  7. Druk nogmaals op SET/CLR om de selectie te bevestigen. De claxon piept twee keer om aan te geven dat de ontvanger in de inleermodus staat.
  8. Begin met de voorwiel aan de linkerzijde.
  9. Zet de inleertool bij het ventiel tegen de wang van de band. Druk daarna op de toets om de bandenspanningssensor te activeren. De claxon piept ter bevestiging dat de sensoridentificatiecode aan de positie van dit wiel is gekoppeld.
  10. Ga verder met het voorwiel rechts en herhaal de procedure zoals beschreven in stap 9.
  11. Ga verder met het achterwiel rechts en herhaal de procedure zoals beschreven in stap 9.
  12. Ga verder met het achterwiel links en herhaal de procedure zoals beschreven in stap 9. De claxon piept twee keer ter aanduiding dat de sensoridentificatiecode aan het linkerachterwiel is gekoppeld en dat de procedure voor het koppelen van de bandenspanningssensoren afgesloten is.
  13. Schakel het contact uit.
  14. Breng alle vier banden op de aanbevolen bandenspanning zoals aangegeven op het etiket bandenspanningsinformatie.
  15. Zorg dat de bandenlaadstatus volgens de geselecteerde spanning is ingesteld.
Zie ook:

Mazda 2. Annuleren van de werking van de dodehoekmonitor (BSM)
De systemen van dodehoekmonitor (BSM) en achteruitrijwaarschuwing (RCTA) worden uitgeschakeld en het dodehoekmonitor (BSM) OFF indicatielampje in de instrumentengroep gaat branden. Voertuigen me ...

Renault Clio. Starten, stoppen van de motor
RENAULT card afstandsbediening Als u bent ingestapt, steekt u de RENAULT card met de geïntegreerde sleutel naar u toe gericht, zo diep mogelijk in de kaartlezer 2. Om te starten, drukt ...

Auto's: