Fiat Punto: Parkeersensoren
(voor bepaalde versies/markten)
SENSOREN
Deze sensoren bevinden zich in de achterbumper fig. 73 en detecteren de aanwezigheid van obstakels achter het voertuig en waarschuwen de bestuurder met een intermitterend geluidssignaal.
Inschakelen/uitschakelen: de sensoren worden automatisch ingeschakeld zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
De frequentie van het geluidssignaal neemt toe naarmate het voertuig dichter bij het obstakel komt.
WERKING MET EEN AANHANGER
De werking van de sensoren wordt automatisch uitgeschakeld zodra de elektrische stekker van de aanhanger in het stopcontact van de trekhaak van het voertuig wordt gestoken. De sensoren worden automatisch ingeschakeld zodra de stekker van de aanhangerkabel verwijderd wordt.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Let tijdens parkeermanoeuvres met name op obstakels die zich boven of onder de sensoren kunnen bevinden.
Onder bepaalde omstandigheden kunnen voorwerpen in de buurt van het voertuig niet gedetecteerd worden en kunnen zo schade aan het voertuig veroorzaken of zelf beschadigd raken.
De volgende omstandigheden kunnen de werking van het parkeerhulpsysteem beïnvloeden:
- de aanwezigheid van ijs, sneeuw, modder of meerdere verflagen op het oppervlak van de sensor kunnen leiden tot verminderde gevoeligheid van de sensor en afname van de prestaties van het systeem.
- mechanische interferentie (bijv. tijdens het wassen van het voertuig, regen, sterke wind, hagel) kan ertoe leiden dat de sensor een niet-bestaand voorwerp detecteert ("echogeluid");
- de aanwezigheid van ultrasoonsystemen (bijv. pneumatisch remsysteem van vrachtwagens of pneumatische boren) in de buurt van het voertuig kan van invloed zijn op de door de sensor uitgezonden signalen;
- de werking van het parkeerhulpsysteem kan tevens beïnvloed worden door wijziging van de positie van de sensor veroorzaakt door een verandering in de geometrie (door slijtage van de wielophanging of schokdempers), als de banden verwisseld zijn, overbelast voertuig, of afstellingen waardoor de auto lager komt te liggen.
De verantwoordelijkheid voor het parkeren en andere gevaarlijke manoeuvres ligt altijd en in elk geval bij de bestuurder. Controleer tijdens deze manoeuvres altijd of er geen mensen (vooral kinderen) of dieren in het betreffende gebied aanwezig zijn. De parkeersensoren dienen als hulp voor de bestuurder, die echter nooit zijn aandacht mag laten verslappen tijdens potentieel gevaarlijke manoeuvres, ook al worden ze met lage snelheden verricht.
Voor een correcte werking van het systeem mogen de sensoren nooit bevuild zijn met modder, vuil, sneeuw of ijs. Zorg ervoor dat ze tijdens het reinigen niet gekrast of beschadigd worden. Vermijd het gebruik van droge, ruwe of harde doeken.
De sensoren moeten met schoon water worden gewassen, waaraan eventueel autoshampoo is toegevoegd. Wanneer speciale reinigingsapparaten worden gebruikt, zoals stoomreinigers of hogedrukreinigers, reinig dan de sensoren zeer snel en houd de straal op minstens 10 cm afstand.
Zie ook:
Skoda Fabia. Algemene aanwijzingen
Inleiding voor het onderwerp
In dit hoofdstuk van het instructieboekje vindt u belangrijke informatie met
betrekking tot het thema passieve veiligheid. We hebben hier alles samengevat
wat u bv. o ...
Fiat Punto. Geprogrammeerd onderhoudsschema (benzineversies)
De controles vermeld in het Geprogrammeerd Onderhoudsschema moeten, na het
bereiken van 120.000 km/8 jaar, cyclisch
herhaald worden te beginnen vanaf het eerste interval, daarna dezelfde
interval ...